woensdag 18 maart 2015

Gambia, een warm welkom.

Zoek de viseersboten (kano's) het zijn er twee.
Het is een uurtje of elf 's avonds wanneer Bianca me wakker maakt. "Patrick, kun je er even bijkomen, ik zie rare lichtjes." Snel schiet ik mijn zeilpak aan, trek mijn muts over mijn hoofd en ga naar buiten. Bianca wijst me op een aantal wit en rood knipperende lichtjes voor en opzij van ons. "Het zijn geen boeien, daar is het ritme waarmee de lampjes oplichten veel te onregelmatig voor. Ik denk dat het vissersbootjes zijn.", zeg ik. "En het zijn er een heleboel!", zegt Bianca. "Ze doen hun lampjes pas aan, wanneer we dichtbij komen. Ik zie er steeds meer bijkomen" Doordat de lampjes, die het meest weg hebben van kerstversieringen, erg zwak zijn, lijken de bootjes verder weg dan ze in werkelijkheid zijn. Eén van de vissersbootjes vindt het zelf ook wat spannend worden. De bemanning steekt een stuk papier in de fik en bij de rode gloed van de vlammen wordt het silhouet van het bootje zichtbaar. Of eigenlijk moet ik zeggen van de kano, want groter is het bootje eigenlijk niet. En in die kano staan drie mannen. Eén van hen roept nu duidelijk hoorbaar: "Go away! MOVE." We verleggen snel de koers en varen vrij van de visser. Het daarop volgende uur zijn we druk bezig met het slalommen tussen de vissersbootjes door. En dan opeens is de rust weer terug gekeerd. We zijn weer alleen op het water. We rollen de genua wat in, zodat we niet in het donker al aankomen bij de nummer 3 boei in de aanloop van Banjul.


Wanneer het zonnetje opkomt, wordt het snel warmer. De mutsen worden afgedaan en de handschoenen uit. Ook het zeilpak en de warme trui liggen snel op de kajuitbank. Het was de hele oversteek gewoon koud geweest 's nachts, hooguit zo'n 15 graden. Nu voelt de lucht met vlagen echt warm en al snel loop ik in mijn korte broek en T-shirt rond. Ik ruik de typische lucht van bos, kruiden en houtvuur. Zo ruikt Afrika dus.

We hijsen de Gambia vlag


Rond 10.00 uur gaan we ten anker ten zuiden van de oude scheepswerven van Half Die, zogenoemd naar de cholera-epidemie van 1869, toen letterlijk de helft van de bevolking van Banjul is overleden. De oude werf en de omgeving zien er troosteloos uit. Gebouwen op de kant verkeren in staat van bouwval en er liggen overal scheepswrakken. Aan de grote steiger liggen een aantal vistrawlers en een drietal marineschepen. De meeste met dichtgeplakte ramen en deuren en voorlopig niet bruikbaar. Terwijl ik voor de eerste keer in deze reis de gele Q-vlag hijs, gebaard een man op de steiger ons naar hem toe te komen. Terwijl wij druk bezig zijn de bijboot te water te laten, komen twee mannen in een rubberbootje langszij. Ze vertellen van de Marine te zijn en willen onze scheepspapieren zien. Ook willen ze graag even de boot inspecteren. Echter verder dan een praatje met de kinderen in de kuip komen ze niet. Ze varen terug naar de steiger waar ze wachten totdat ook wij daar zijn gearriveerd. Ik zal met Fenna gaan inklaren en Bianca gaat samen met Dylano terug naar de boot. Op de steiger wordt door de marinemensen Abou aan mij voorgesteld, hij zal ons begeleiden naar de autoriteiten. Omdat ik veel negatieve verhalen over deze "bootjongens" had gelezen was ik eigenlijk van plan om zelf op zoek te gaan. Maar nu ik hier in deze troosteloze en warme omgeving sta, ga ik twijfelen. Er zijn immers de afgelopen jaren ook een aantal jachten geweest die wel positief waren over de aangeboden hulp. Ik besluit met Abou mee te lopen.

De eerste stap is een adres vinden waar we geld kunnen wisselen. Met Fenna op mijn rug in de rugdrager loop ik achter Abou aan door de straten van het Havenkwartier. Wat me vooral meteen opvalt is het grote aantal mensen op straat. Mannen die zomaar ergens staan te praten of hangen en vrouwen die op kleedjes allerlei koopwaar aanbieden. Op de straat is het opletten voor de oude achterstallig onderhouden vrachtwagens die met grote snelheid over de kuilige zandweg rijden. Van het trottoir, dat er ooit lag, is niet veel meer over dan de stoeprand. Ook moet je opletten niet in een put te vallen waarvan de putdeksel is verdwenen. Alles wat ik hier zie is vervallen en kapot. Dat wil zeggen door de ogen van een westerling die zijn hele leven al werkzaam is in de onderhoudssector.

Ik wordt meegenomen naar winkeltje in het havenkwartier. Abou spreekt hier in de Afrikaanse taal een man aan. Deze man wil graag het geld voor me wisselen en stelt een wisselkoers voor van 35 dalasi per euro. Vaag herinner ik me dat een realistische koers ergens in de 40 moet liggen. Ik heb er geen goed gevoel bij en besluit maar klein deel van geld dat ik bij me heb, daadwerkelijk te wisselen tegen een wisselkoers van 40 Dalasi per euro. Het geld voelt slap en vettig en ruikt naar parfum. Heel anders dan het europese geld.

Troosteloze omgeving bij Half Die

Nu ik geld heb kunnen we naar de immigratiedienst. Hiervoor moeten we terug het haven terrein op. Ook hier hangen overal mensen, niemand lijkt echt ergens mee bezig. Immigrations zit in een klein kantoortje op de begane grond van een wat groter gebouw op het haventerrein. Het kantoortje is gevuld met twee grote, lege bureaus. Op een van de bureaus staat een computermonitor onder een zwarte hoes. Aan het stof te zien is die al een tijdje niet gebruikt. Ik mag gaan zitten op rij stoelen aan de rechterkant van het kantoor en mag daar wachten. Achter beide bureaus zit een ambtenaar van immigratiedienst. Ze kijken naar de televisie die aan de wand hangt. Na enkele minuten richt de man achter het rechterbureau zich tot mij en heet me welkom. Hij vraagt om de paspoorten en begint voor ieder bemanningslid een formulier in te vullen. Het formulier is een half A4tje gekopieerd op de achterkant van een oude toeristische folder. Met veel aandacht en in een zeer rustig tempo wordt ieder regeltje ingevuld. Ondertussen vertelt de man over zijn eigen kinderen en hoe mooi het op de rivier is. Wanneer alles na een half uur is ingevuld wordt de stempel voor in het paspoort gezocht. Hoe lang willen we blijven? Omdat we vanuit de EU komen mogen we zonder visum maximaal 30 dagen blijven. Ik vertel hem dat en maand prima is voor ons, maar dan blijkt er een probleem te zijn. De stempel voor 30 dagen is kwijt. Die van 14 dagen heeft hij wel. Dat is te kort en ik zeg dat ik daar niet mee akkoord ga. Nu moet hij gaan overleggen met zijn baas en hij loopt naar het naastgelegen kantoortje. Wanneer hij terug komt, zegt hij dat zijn baas hier ook weer met zijn baas moet overleggen en hij gaat verder met niets doen. Na enkele minuten vraagt hij of ik een presentje voor hem heb. En nu begin ik het probleem te snappen. Ik vraag hem wat hij in gedachten heeft. Hierop geeft hij geen antwoord en ik zeg hem dat we wat nice presents aan boord hebben. Hij schudt nu zijn hoofd en gaat weer verder met niets doen. De dame die achter het andere bureau zat, heeft zich ondertussen ontpopt als prima kinderopvang en is al een half uur met Fenna aan het puzzelen. Wanneer ik na en kwartier vraag of de stempel al is gevonden, staat de man met een geërgerd gezicht op en gaat weer naar het naastgelegen kantoor. Na 10 minuten komt hij terug met een volle doos met stempels. Voor 7 dagen, 14 dagen, 21 dagen maar geen 30 dagen. Omdat ik het wachten beu ben, besluit ik dan maar akkoord te gaan met de 21 dagen stempel en 5 minuten later sta ik buiten. Stap 2 gereed, nu naar de Customs.

Abou leidt me nu naar het customskantoortje. Het is eigenlijk niet veel meer dan een oude Portacabin. Voordat we daar binnen gaan, staat Abou nog even te fluisteren met een douaneambtenaar die vervolgens ook het kantoortje binnenloopt en nu samen met Abou in het Afrikaans in discussie gaat met de ambtenaren aldaar. Na 5 minuten staan we weer buiten en legt Abou me uit wat hij zojuist heeft besproken. De ambtenaren uit dit kantoor willen altijd de boot inspecteren en dat zou erg veel tijd kosten. Om dit te voorkomen wil hij de douane formaliteiten afhandelen op het hoofdkantoor van de Douane waar hij iemand kent. Maar daarvoor heeft hij medewerking nodig van een van de beambten hier en daarvoor vraagt hij mij 300 Dalasi. Ik begin me te realiseren dat ik onderdeel ben gaan uitmaken van een reeds vooraf afgesproken plan waar ik ondertussen midden inzit. Overweldigd door alle indrukken weet ik niet hoe ik de regie over dit toneelstuk moet terug krijgen. De vermoeidheid door de weinige slaap in de afgelopen 24 uur helpt ook niet echt mee.

In het hoofdkantoor van de Customs zitten 7 ambtenaren achter nagenoeg lege bureaus duidelijk niets te doen. Abou spreekt kort met een van de heren en hij vraagt of ik kopieën bij heb van de paspoorten en de scheepspapieren. Hier was ik op voorbereid en ik antwoord dat ik van alles een kopie heb. Maar dat blijkt niet genoeg, ik heb minstens 2 kopieën nodig en Abou maant me mee te komen. We moeten snel kopieën laten maken, want over een uurtje is het middaggebed en hebben de meeste mensen pauze. We verlaten het haventerrein weer via de poort en lopen over de weg naar een klein winkeltje een paar honderd meter verderop. Met krijt staat boven de deur: 'Copyshop'. Binnen zit een vrouw achter een PC en rechtsachter in het winkeltje staat een grote oude kopieermachine. Na 5 minuten, en 100 Dalasi armer, sta ik met mijn kopieën weer op straat. Snel gaan we terug naar douanekantoor. Korte tijd later zijn de formulieren ingevuld. De beambte vraagt me alles te ondertekenen en te voorzien van een scheepsstempel en drukt me vervolgens op het hart dat ik nu de boot moet laten inspecteren en dat ik hierna op zijn kantoor moet terug komen voor de stempel waarmee alles geldig wordt verklaart. Nu begin ik de draad een beetje kwijt te raken, maar besluit maar weer gewoon achter Abou aan te lopen. We gaan weer terug naar de andere poort van het haventerrein.

Daar aangekomen spreekt Abou een stevige douanebeambte aan, met veel strepen op zijn schouder, en die nodigt ons uit om mee te lopen naar zijn auto. We stappen met z'n allen in de Range Rover. Fenna gaat met rugdrager en al tussen de achterbank en de voorbank in. Kinderzitjes, daar hebben ze hier echt nog nooit van gehoord. We rijden nu naar de steiger waar Bianca me heeft afgezet. Ondertussen vertelt de beambte me dat hij de boot gaat inspecteren. Niet echt dan, maar hij moet in ieder geval doen alsof. Dus melden we ons aan bij de portier en lopen de steiger op. Nadat hij de boot vanaf de steiger heeft gezien lopen we weer terug naar de portier en stappen we in de auto. We gaan terug naar de haven maar via een andere weg als dat we gekomen zijn. En na een paar straten heb ik zelf geen idee meer waar ik ben. Nu begint de beambte over zijn presentje. Want deze snelle inspectie is natuurlijk niet gratis. Hij stelt 2000 Dalasi voor. Dit is veel meer dan de 500 Dalasi die ik zelf in gedachten had en ook al had gelezen in de verslagen van andere vertrekkers. Wanneer ik dit hem vertel zet hij abrupt de auto aan de kant van de afgelegen straat en laat weten dat hij dat een belachelijk bedrag vindt. Nu vindt ik het echt niet leuk meer. Na enige discussie komen we 1500 Dalasi (30 Euro) overeen. Ik ben er een beetje klaar mee, ik heb honger en dorst en wil maar een ding; snel terug naar de boot. Bij het haventerrein loopt de beambte met de formulieren naar het kantoortje en binnen enkele minuten is hij terug met de gestempelde documenten. Nu hoeven we alleen nog maar naar de havenmeester.

Bij de havenmeester heerst een veel prettigere sfeer. Ook hier lijken de mensen niet echt wat te doen te hebben maar ze vermaken zich met surfen op het internet en door en van de medewerkers wordt een tekst over "leerproblemenen met het leren van de engelse taal" gelezen. Nadat de formulieren zijn ingevuld krijg ik voor 225 Dalasi mijn permit waarmee ik toestemming heb om de Rivier te bevaren. Samen met Abou loop ik nu snel terug naar de steiger en onderweg laat ik Bianca via de handheld VHF weten dat ik eraan kom, zodat ze me kan komen ophalen met de bijboot. Tot slot betaal ik ook Abou zijn fee. Ook dat pakt duurder uit dan ik verwachte. Maar goed, hij bleek uiteindelijk erg bedreven in het entertainen van Fenna, die ik verschillende keren echt heb horen schaterlachen terwijl ik ergens een formulier zat in te vullen. Echter ik zou hem niet aanraden. Het hele inchecken in Banjul heeft ons uiteindelijk 120 euro gekost. In vergelijking met europese jachthaven tarieven niet gek, maar voor de levensonderhoudkosten hier veel te veel geld.

Prachtige Pelikaan

Ik ben blij wanneer we een half uurtje later terug aan boord zijn en het anker ophalen. Dit was, ondanks de hoge temperatuur van dik dertig graden, niet echt een warm welkom in Gambia. Wanneer we na wat richting zoeken tussen de ondieptes rustig door de Lamin Creek varen voel ik de rust in me terug keren. De mangrove bossen zijn prachtig groen en we zien verschillende pelikanen zwemmen. Wanneer we bij de Lamin Lodge opnieuw ons anker laten vallen wordt er vrolijk gezwaaid door een vrouw en twee kinderen vanaf een Duits zeiljacht. Nog voordat we de ankerboei hebben gehesen zijn ze al met de bijboot langszij. "Hartelijk welkom in Gambia! Hebben jullie een goede reis gehad?" Zo eindigt deze eerste dag in Gambia toch nog met een warm welkom.

[Patrick]






Geen opmerkingen:

Een reactie posten